Hartstikke leuk, zo’n erf met fruitbomen en guerillavlieren.
Ik ben een soort hamster. Ik kan dat fruit met geen mogelijkheid negeren en
grijp vol enthousiasme elke gelegenheid aan om het in te maken. Dit heeft tot
resultaat dat ik planken vol potjes met ondefinieerbare jammetjes, sapjes en
siropen uit diverse decennia tot mijn beschikking heb. Tragisch genoeg eet ik
nooit jam, heb ik liever een glaasje wijn dan een glas sap, en doe ik toch
minimaal vier seizoenen met een fles siroop.
De leercurve is echter tamelijk vlak, en dus is de voorraad aanzienlijk.
En stoffig, dat ook.
Tijd dus om het over een andere boeg te gooien. Om onze
tweede keus kersen te verwerken kochten we een destillatieketel aan de
Bodensee, ach ja op vakantie wil je ook wel eens een souvenirtje meenemen, en
zo staat de ketel in al zijn glimmende koperheid te pronken. En dat is precies
ook nog het enige dat hij doet, de regelgeving op het gebied van stoken is
dermate veelomvattend dat de vergunningaanvraag een heuse studie vergt, zodat
dit nog even een proces in ontwikkeling is.
Maar goed, we zijn niet te flauw en danig geïnspireerd door
het fenomeen fruitverwerking en alcohol, is de hernieuwde variant van mijn
hamsteractie tot ontwikkeling gekomen in een serieuze voorraad weckpotten met
divers fruit op even diverse soorten drank. Je moet toch wat met al die flessen
die achter in de kast staan te verstoffen. Kersen op tequila, mirabellen op
brandenwijn, pruimen op eau-wat-was-het-ook-al-weer en bramen geladeerd met
bacardi, een en ander opgefleurd met kaneelstokjes en bourbon vanille en tijd,
veel tijd. Om op smaak te komen moeten drank en vruchtje met elkaar ‘huwen’en
dat neemt blijkbaar een week of tien in beslag, niet echt een proces van
grote stappen snel thuis dus, maar het worden vast heel gezellige kerstdagen…
In een van mijn ‘oh-wat-is-het-landleven-toch-leuk-blaadjes
las ik dit voorjaar een recept over vlierbloesemchampagne. Omdat ik al voor een
heel weeshuis siroop in de kast had staan was dit een kolfje naar mijn hand. En
al snel stond er een tiental ex-colaflessen op mijn aanrecht. Een belangrijk
deel van het recept was mij op zeker moment ontschoten. Het detail dat de
flessen elke zoveel dagen opengedraaid moesten worden om de opgebouwde druk te
laten ontsnappen, schoot mij fluks weer te binnen toen ik bij binnenkomst van
de keuken omringd werd door de zwoele geur van vlierbloesem, het ritmisch getik
van vallende druppels en struikelde over een uiteengereten petfles. Prima spul
trouwens, dat explosieve goedje, maar iets minder geschikt in combinatie met
breekbaar vaatwerk.
De kersen zijn inmiddels al maanden van de bomen, maar voor
het overige is het volop oogsttijd. De jeugdige hoogstambomen geven gul appels
en peren, de vlier hangt door onder het gewicht van de bessenschermen en van
mijn schoonmoeder kreeg ik een flinke kist pruimen . Er is werk aan de winkel.
Tussen de weckgeneratie en de tegenwoordige tijd zit een
flinke vrieskist. Maar nu de digitalisering van de samenleving met rasse
schreden voortschrijdt, knokken, puur, echt, dichtbij en knus zichzelf steeds
meer terug aan keukentafel. De zinken weckketel en het ‘jaren-zeventig-hoe-maak-ik-in-boekje’
van de kringloop komen daar bij goed van
pas, evenals de Ipad voor ‘dat-ene-leuke-receptje’. De
eenentwintigste-eeuw-vrouw en haar wecksperiment, drie soorten pruimenchutney, een pot of zes
appelmoes, vergeet vooral het vlierspulletje niet....en nu die kist stoofperen
nog!